Het registratiesysteem is geïntegreerd in het softwarepakket ‘meetingburger.net’ en zorgt ervoor dat u bij de raadpleging van een bekendmaking in dit pakket de datum waarop de beslissing is genomen en de publicatiedatum kan verifiëren met de desbetreffende gepubliceerde notulen of besluitenlijst van het bevoegde orgaan.

Openbare zitting

 

 

 

DE GEMEENTERAAD:

 

 

MOTIVERING

Juridische gronden

         decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zoals gewijzigd

         artikelen 40 en 41, decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017

         besluit van de gemeenteraad van 18 december 2014 “ belasting op drijfkracht motoren – a) opheffing beslissing van de gemeenteraad op 19 december 2013 b) vaststelling nieuw reglement met ingang op 1 januari 2015 “. 

 

Feiten en context

Het voorstel is om het vorig belastingreglement op te heffing en een nieuw belastingreglement vast te stellen, beide vanaf 1 januari 2020.

 

Argumentatie

Financiële toestand van de gemeente.

De vrijstellingen van de belasting die in dit reglement zijn opgenomen, sluiten het beste aan bij de noden en het beleid van de gemeente.

 

BESLUIT

 

 

  • 21 stemmen voor: Mario Borremans, Marleen Hoydonckx, Engin Ozdemir, Isabelle Thielemans, Dirk Schops, Funda Oru, Yasin Gül, Nico Geeraerts, Annette Palmers, Kristof Was, Mohamed Ahmidouch, Arif Birinci, Britt Custers, Petra Tielens, Mario Carremans, Janne Celis, Swa Vanderaerden, Marten Frederix, Zihni Aktepe, Elif Sanli en Eddy Pools
  • 7 stemmen tegen: Simonne Janssens-Vanoppen, Jan Jans, Tony Lespoix, Ann Leyssens, Hans Zegers, Herwig Hermans en Anny Jaspers

 

Artikel 1:

Het belastingreglement op drijfkracht motoren, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 december 2014, wordt met ingang van 1 januari 2020 opgeheven.

Artikel 2:

De gemeenteraad keurt het reglement over de vaststelling van een belasting op drijfkracht motoren, met ingang van 1 januari 2020 goed.

Artikel 3:

Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 ten behoeve van de gemeente Heusden-Zolder een jaarlijkse belasting gevestigd van € 31,25 per kilowatt op de motoren, welke gebruikt worden in een industriële, handels- of landbouwexploitatie, ongeacht de brandstof of de energie die deze motoren in beweging brengt.

Artikel 4:

De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersonen, evenals van verenigingen of gemeenschappen voor de motoren die door de belastingschuldige gebruikt worden voor de uitbating van de zetel of een exploitatie-eenheid van de onderneming.

Dient als exploitatie-eenheid beschouwd: iedere inrichting of werf van om het even welke aard, die gedurende een ononderbroken periode van ten minste drie maanden op het grondgebied van de gemeente is gevestigd.

De belasting is echter niet verschuldigd aan de gemeente waar de zetel van de onderneming gevestigd is, voor de motoren, gebruikt in een exploitatie-eenheid in de mate waarin die motoren kunnen belast worden door de gemeente waar de exploitatie-eenheid gevestigd is.

Wanneer hetzij de zetel, hetzij een exploitatie-eenheid geregeld en op duurzame wijze een verplaatsbare motor gebruikt voor de verbinding met een of meer exploitatie-eenheden of met een verkeersweg, is daarvoor de belasting enkel verschuldigd indien hetzij de zetel, hetzij de voornaamste exploitatie-eenheid gevestigd is in de gemeente.

De door een tijdelijke vennootschap verschuldigde belasting wordt ten laste van deze ingevorderd of ten laste van de natuurlijke of rechtspersonen, die er deel van uitmaakten. Na de ontbinding van de tijdelijke vennootschap zijn de natuurlijke of rechtspersonen, die er deel van uitmaakten, hoofdelijk mede de nog in te vorderen belasting verschuldigd.

Artikel 5:

De belasting wordt gevestigd op grond van de belastbare motoren geplaatst of gebruikt tijdens het jaar dat onmiddellijk voorafgaat aan het aanslagjaar.

Bij stopzetting van het bedrijf in de loop van het jaar wordt er een bijzondere bijkomende aanslag gevestigd, berekend op basis van de belastbare motoren geplaatst of gebruikt tijdens het jaar of jaargedeelte waarin de bedrijfsstopzetting plaats heeft. De belastingschuldigen die onder toepassing vallen van deze bepaling zijn verplicht uiterlijk acht dagen na de stopzetting van het bedrijf hiervan aangifte te doen bij het college van burgemeester en schepenen.

De grondslagen van de belasting zijn de volgende :

a. Beschikt de onderneming slechts over één motor, dan wordt de belasting gevestigd volgens de drijfkracht opgegeven in het besluit waarbij vergunning tot het plaatsen van de motor wordt verleend of akte van die plaatsing gegeven wordt.

b. Beschikt de onderneming over verscheidene motoren, dan wordt de belastbare drijfkracht vastgesteld op grond van de som van de krachten, opgegeven in de besluiten waarbij vergunning tot het plaatsen van de motoren verleend of akte van die plaatsing gegeven wordt, vermenigvuldigd met een simultaancoëfficiënt die verandert volgens het aantal motoren.

Deze coëfficiënt, gelijk aan de eenheid van één motor, wordt tot en met dertig motoren, met 1/100 van de eenheid, per bijkomende motor verminderd en blijft daarna vast en gelijk aan 0,70 voor 31 motoren en meer.

Voor het vaststellen van de simultaancoëfficiënt wordt rekening gehouden met de toestand op 1 januari van het jaar dat onmiddellijk voorafging aan het aanslagjaar, of in geval van stopzetting van het bedrijf op 1 januari van het jaar waarop de stopzetting plaats heeft, of voor een nieuwe onderneming met de datum van inwerkingstelling. De kracht van de hydraulische toestellen wordt vastgesteld in overleg tussen de belastingschuldige en het college van burgemeester en schepenen. Bij onenigheid staat het de belastingschuldige vrij een tegenonderzoek uit te lokken.

De bepalingen van dit artikel zijn toepasselijk door de gemeente naar rata van het aantal door haar belaste motoren.

Artikel 6:

Is van de belasting vrijgesteld :

a. De motor die heel het jaar stilligt. Het tijdelijk stilleggen voor een ononderbroken periode gelijk aan of langer dan één maand, geeft aanleiding tot een belastingvermindering in verhouding tot het aantal maanden gedurende dewelke de motor heeft stilgelegen. Met een inactiviteit voor een duur van één maand wordt gelijkgesteld de activiteit die beperkt is tot één dag werk op vier weken in de bedrijven die met de RVA een akkoord hebben aangegaan inzake de activiteitsvermindering om een massaal ontslag van personeel te voorkomen.

De verplichte vakantieperiode wordt niet in aanmerking genomen voor het bekomen van deze gedeeltelijke vermindering.

In geval van vermindering wegens tijdelijk stilliggen, blijft voor deze motor de simultaancoëfficiënt gelden die op de onderneming van toepassing is.

Geen belastingvermindering kan aan de belanghebbende verleend worden, tenzij op grond van ter post aangetekende of tegen ontvangstbewijs afgegeven berichten die aan het gemeentebestuur enerzijds de datum van het stilleggen en anderzijds de datum van het terug in werking stellen van de motor bekend maken.

Voor het berekenen van de belastingvermindering gaat dit stilliggen van de motor pas in na de ontvangst van het eerste bericht.

De bouwondernemingen, die een regelmatige boekhouding bijhouden, kunnen na een uitdrukkelijk verzoek, gemachtigd worden het stilliggen van de motoren te rechtvaardigen door het bijhouden van een inschrijvingsboekje waarin de begin- en einddatum van het stilliggen van elke motor en de werf waar hij normaal gebruikt wordt, ingeschreven worden. Op het einde van het jaar vult de aannemer zijn verklaring in op basis van de aanduidingen in dit inschrijvingsboekje. De nauwkeurigheid van deze inschrijvingen kan op elk ogenblik nagegaan worden.

Met een inactiviteit voor een duur van één maand wordt gelijkgesteld de inactiviteit gedurende een periode van vier weken, gevolgd door een activiteitsperiode van één week, als het gebrek aan werk te wijten is aan economische oorzaken.

b. De motor gebruikt voor het aandrijven van een voertuig dat onder de verkeersbelasting valt of speciaal van deze belasting is vrijgesteld.

c. De motor van een draagbaar toestel.

d. De motor die een elektrische generator drijft, voor het gedeelte van zijn vermogen dat overeenstemt met wat nodig is voor het drijven van de generator.

e. De persluchtmotor.

f. De motoren die in een drukstation gebruikt worden om de compressoren aan te drijven die instaan voor het drukregime in de vervoerleidingen voor aardgas.

g. De motorkracht die uitsluitend wordt gebruikt voor toestellen tot waterputting, wat ook de oorsprong ervan is, verluchting en verlichting.

h. De hulpmotor, dit wil zeggen deze waarvan de werking niet onmisbaar is voor de normale gang van de onderneming en die slechts werkt in uitzonderingsgevallen, wanneer zijn werking niet voor gevolg heeft de productie te verhogen.

i. De wisselmotor, dit wil zeggen die welke uitsluitend bestemd is voor hetzelfde werk als een andere die hij tijdelijk moet vervangen.

De hulp- en wisselmotoren kunnen aangewend worden om gelijktijdig met de normaal gebruikte motoren te werken en dit gedurende de tijd nodig om de voortzetting van de productie te verzekeren.

Artikel 7:

De motoren, die van de belasting zijn vrijgesteld wegens stilliggen gedurende het ganse jaar evenals degene die bij de toepassing van de leden b. tot i. van artikel 6 vrijgesteld zijn, komen niet in aanmerking voor het vaststellen van de simultaancoëfficiënt van de installatie van de belastingschuldige.

Artikel 8:

Aan nieuw opgerichte nijverheidsbedrijven of fabrieken wordt gedurende maximum 5 opeenvolgende jaren, teruggave of vrijstelling van de belasting verleend, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a. In de loop van het aanslagjaar een bezoldigingsbedrag aan in België gedomicilieerde werknemers vereffend hebben, overeenstemmende met ten minste 2.500 werkdagen of hiermee gelijkgestelde dagen.

b. Vrijgesteld zijn van de onroerende voorheffing op de onroerende goederen, opgericht op het grondgebied van de gemeente en die werkelijk het voorwerp uitgemaakt hebben van de investeringen, zowel voor de gebouwen als voor het materieel en de outillage, onroerend van oorsprong of door bestemming, ingeschreven in de kadastrale documenten.

c. Samen met het aangifteformulier een verzoek om vrijstelling doen bij het college van burgemeester en schepenen en dat met de nodige bewijsstukken  kunnen staven.

Bedoelde vrijstelling wordt toegestaan voor de periode van 5 jaar welke ingaat op 1 januari van het jaar dat volgt op de datum van de aanvang der exploitatie of productie.

Van deze vrijstelling kan niet genoten worden :

a. Door bedrijven, die zich binnen het grondgebied van de gemeente verplaatsen;

b. Wanneer een bedrijf opgericht wordt door wijziging, samenvoeging of splitsing - juridisch of hoe dan ook - van bestaande bedrijven, op het grondgebied van de gemeente.

Artikel 9:

Wanneer de fabricagemachines wegens een ongeval niet in staat zijn om meer dan 80% van de door een belastbare motor geleverde kracht te gebruiken, zal de belastingschuldige slechts belast worden op de verbruikte kracht van de motor uitgedrukt in kilowatt, op voorwaarde dat de gedeeltelijke activiteit ten minste drie maanden geduurd heeft en dat de beschikbare kracht niet voor andere doeleinden aangewend werd.

Om van deze vermindering te genieten, moet de belastingschuldige aan het gemeentebestuur een bericht gegeven hebben, hetzij aangetekend, hetzij afgeleverd tegen ontvangstbewijs. Dat bericht bevat naast de datum van het ongeval ook die van het opnieuw aanzetten van de motor.

Voor de berekening van de belastingvermindering gaat de datum van het stilliggen van de motor slechts in vanaf de ontvangst van het eerste bericht.

De aanvrager moet bovendien op het eerste verzoek aan het gemeentebestuur alle stukken voorleggen waardoor de juistheid van zijn verklaringen kan nagegaan worden.

Wanneer een motor buiten gebruik gesteld wordt wegens ongeval, moet dat binnen acht dagen, aan het gemeentebestuur bekendgemaakt worden, op straf van verlies van het recht op belastingvermindering.

Artikel 10:

Wanneer de installaties van een onderneming voorzien zijn van meetapparaten voor het maximumkwartuurvermogen, waarvan de metingen maandelijks door de leverancier van elektrische energie worden gedaan met het oog op het factureren ervan en wanneer dat bedrijf ook belast werd op grond van wat in de artikels 3 tot 8 bepaald wordt gedurende een periode van ten minste twee jaar, dan wordt het bedrag van de belastingen van de volgende dienstjaren, op verzoek van de exploitant, vastgesteld op basis van een belastbaar vermogen, bepaald in functie van de variatie van het ene jaar tot het andere, van het rekenkundig gemiddelde van de twaalf maandelijkse maximumkwartuurvermogens.

Daartoe berekent het bestuur de verhouding tussen het vermogen, dat voor het jongste aanslagjaar op grond van de inhoud van de artikels 3 tot 9 aangeslagen werd en het rekenkundig gemiddelde der twaalf maximumkwartuurvermogens opgenomen tijdens hetzelfde jaar; deze verhouding wordt "verhoudingsfactor" genoemd.

Vervolgens wordt het belastbaar vermogen elk jaar berekend door vermenigvuldiging van het rekenkundig gemiddelde van de twaalf maximumkwartuurvermogens van het jaar met de verhoudingsfactor.

De waarde van de verhoudingsfactor wordt niet gewijzigd zolang het rekenkundig gemiddelde van de maximumkwartuurvermogens van een jaar niet meer dan 20 % verschilt van het refertejaar, dit wil zeggen van het jaar dat in aanmerking werd genomen voor de berekening van de verhoudingsfactor. Bedraagt dit verschil meer dan 20%, dan telt het bestuur de belastbare elementen om een nieuwe verhoudingsfactor te berekenen.

Om het voordeel van de bepalingen van dit artikel te genieten, moet de exploitant voor 31 januari van het aanslagjaar een schriftelijke aanvraag bij het gemeentebestuur indienen met opgave van de maandelijkse waarden van het maximumkwartuurvermogen, die in zijn installaties werden opgenomen tijdens dat jaar, voorafgaande aan het jaar wanneer hij om de toepassing van deze bepalingen verzoekt; hij moet er zich bovendien toe verbinden bij zijn jaarlijkse aangifte de opgave van de maandelijkse waarden van het maximumkwartuurvermogen van het aanslagjaar te voegen en het bestuur toe te laten steeds de in zijn installatie gedane metingen van het maximumkwartuurvermogen, vermeld op de facturen voor levering van elektrische energie, te controleren.

De exploitant die deze wijze van aangifte, controle en aanslag kiest, verbindt zich door zijn keuze voor een periode van vijf jaar.

Behalve bij verzet van de exploitant of van het bestuur bij het verstrijken van die periode, wordt deze stilzwijgend verlengd voor een nieuwe periode van vijf jaar.

Artikel 11:

De belastingschuldige ontvangt van het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd.

De belastingschuldige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 31 december van het aanslagjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.

Artikel 12:

De exploitant dient de eventuele veranderingen of verplaatsingen van motoren, die zich in de loop van het jaar hebben voorgedaan, aan het gemeentebestuur kenbaar te maken, behalve wanneer de onderneming op geldige wijze de regeling van artikel 10 heeft gekozen.

Artikel 13:

Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 11 gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingschuldige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd. Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen, aan de belastingschuldige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.

De belastingschuldige beschikt over een termijn van 30 dagen volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.

De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende een  periode van drie jaar volgend op 1 januari van het aanslagjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen.

De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met 50% van het belastingbedrag en wordt ook ingekohierd.

Artikel 14:

De overtredingen op dit reglement worden vastgesteld door de beëdigde ambtenaren. De door hen opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.

Artikel 15:

De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier. Het kohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 16:

De vestiging, de invordering en de geschillenprocedure gebeuren volgens de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zoals gewijzigd.

Artikel 17:

Van dit belastingreglement wordt melding gemaakt bij de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330 van het decreet over het lokaal bestuur.

Het belastingreglement wordt overeenkomstig artikel 286, 287 en 288 van het decreet over het lokaal bestuur afgekondigd en bekendgemaakt.